Een duik in onze geschiedenis
Een duik in de geschiedenis van de ziekenzorg in Tienen
Dit jaar vieren we het 100-jarige bestaan van RZ Tienen, maar de fundamenten van de ziekenzorg in Tienen werden al eeuwen eerder gelegd. Samen met Staf Thomas, gewezen stadsarchivaris en voormalig hoofd van de diensten cultuur en erfgoed, duiken we in de rijke geschiedenis van ziekenzorg in de regio en reizen we door de tijd naar de oprichting van de organisatie zoals we ze vandaag kennen.
Waar start het verhaal van ziekenzorg in Tienen?
Dat is een moeilijke vraag: er zijn een aantal dingen die we weten, maar ook heel wat zaken die we niét weten. Waar we zeker van zijn is dat er vanaf de 13de eeuw in de stad een ziekenhuis was, het zogeheten St.-Jansgasthuis. In 1200 maakte de Brusselse geschiedschrijver Alphonse Wauters daar voor het eerst vermelding van. Daarvoor werd er natuurlijk ook al voor zieken gezorgd: tijdens de middeleeuwen was de beoefening van barmhartigheid een evangelische opdracht die nauw ter harte genomen werd. Maar sinds het einde van de elfde eeuw en het begin van de twaalfde eeuw, een tijd die samenviel met de opkomst van de steden, nam het aantal pelgrims, gelegenheidsreizigers en zwervers snel toe en ontstond de nood een gestructureerde aanpak waarin de stedelijke overheden ook een rol opnamen.
Wat hield die gestructureerde aanpak dan in?
Aanvankelijk werd ziekenzorg door de stad georganiseerd, maar religieuzen die de ziekenzorg op zich namen werden door de kerkelijke overheid verplicht om zich aan te sluiten bij een congregatie. En zo kwam de ziekenzorg uiteindelijk toch in handen van de Kerk.
De zorgverlening vond ook niet op één locatie plaats. Het St.-Jansgasthuis was bedoeld voor Christelijke mannen en vrouwen uit de stad die stervende waren. Om opgenomen te worden moest je bevestigen dat je Christelijk was, en dat je de voorbereidingen op een Christelijke dood aanvaardde. Daarnaast had je nog een St.-Laurentiusgasthuis, een refugie voor handelaars en reizigers die door de stad trokken, en twee nederzettingen voor pestlijders en leprozen.
Hoe zagen de ziekenhuizen er in die tijd uit?
Het St.-Jansgasthuis nam een relatief groot stuk grond in beslag. Naast de ziekenzaal, die trouwens nog steeds bestaat, was er uiteraard een klooster voor de nonnen, maar ook een boerderij en een molen. In die tijd stonden de nonnen namelijk in voor hun eigen voorzieningen, dus was er ruimte nodig voor landbouw. De strategische ligging over de Gete was natuurlijk niet toevallig gekozen: afval kon rechtstreeks in het water gedumpt worden.
Wanneer verschenen dokters op het toneel?
In het begin werd verzorging volledig opgenomen door de nonnen. “Ingrepen” werden door chirurgijns gedaan. Die term moet zeker niet verward worden met de chirurgen van nu: chirurgijns waren ambachtslui die vaak niet meer dan een barbiersachtergrond hadden. Pas vanaf de 15de eeuw konden dokters academisch opgeleid worden in Leuven. Daarvoor waren de dichtstbijzijnde opleidingsmogelijkheden in Parijs of in Italië.
Wanneer zien we de eerste wortels van RZ Tienen zoals we het nu kennen?
Het huidige ziekenhuis is lange tijd nauw verbonden geweest met de orde van de Grauwzusters. De ziekenzorg waar ik eerder over sprak werd vooral beoefend door nonnen uit de orde van St. Augustinus en kanunniken van St. Germanus. De Grauwzusters, die geïnspireerd door Franciscus van Assisi armen en zieken hielpen, verschenen pas in 1370 op het toneel. Na verschillende hervormingen, plunderingen en onrusten tijdens de Tachtigjarige Oorlog – Tienen was gelegen in het Habsburgse rijk en moest zich regelmatig verdedigen tegen aanvallen van zowel opstandelingen als Spaanse troepen – waren veel van de religieuzen uit de stad verdwenen. Er werd een overeenkomst gesloten dat de Grauwzusters in ruil voor koren en gerst de verzorging voor arme zieken op zich zouden nemen. Met de steun van hun thuisbasis, Sint-Annadal in Diest, verbouwden ze hun oude klooster, Mariëndal. Tijdens het Frans Bewind werden het St.-Laurentiusgasthuis en de voorzieningen voor leprozen definitief gesloten. Het St.-Janshospitaal bleef, ook na grote verbouwingen – in gebruik tot het in 1944 grotendeels verwoest werd na een mislukt bombardement van de geallieerden. En zo bleef Mariëndal uiteindelijk over als centraal punt voor ziekenzorg.
Maar ook de eerste wereldoorlog bracht de ontwikkeling van RZ Tienen in een stroomversnelling…
Dat klopt: Op 18 augustus raakte de 4de Brigade van het Belgische leger betrokken bij felle gevechten in de omgeving van Sint-Margriete Houtem en Grimde. Tegen de Duitse overmacht was het leger niet opgewassen en al snel was Tienen in handen van de vijand. In de nasleep van de gevechten werden honderdenzeven gewonden afgezet bij de Grauwzusters. Met hulp van de inwoners van de stad, kreeg elk van hen een bed. Zo werd er voor het eerst in de geschiedenis van Mariëndal een groot aantal patiënten gehospitaliseerd.
Namen de Grauwzusters de ziekenzorg helemaal alleen op zich?
Initieel wel, maar door een nieuwe verordening in 1830 optimaliseerde de ziekenzorg. Eén arts stond in voor de organisatie van de medische diensten in het Gasthuis en in het Weeshuis, de twee andere artsen bekommerden zich om de thuisverzorging van armen De geneesheer tot wiens bevoegdheden het Gasthuis behoorde, moest dagelijks een ronde doen in de instelling en altijd bereikbaar zijn voor spoedgevallen. Onder bepaalde omstandigheden zoals in tijden van epidemieën of als er sprake was van overbevolking in het Gasthuis, kon de arts een beroep doen op de andere armendokters. Hij was ook verantwoordelijk voor de algemene hygiëne in het ziekenhuis, voor de apotheek en voor het toezicht op de gasthuiszusters. Het Weldadigheidsbureel nam ook een stadsvroedmeester en een vroedvrouw in dienst die arme vrouwen in het kraambed moesten begeleiden.
Wanneer kwamen er verpleegkundigen in het spel?
In 1908 werd er bij Koninklijk besluit een bekwaamheidsdiploma van verpleegster ingesteld, waarbij je voortaan cursussen moest volgen en examens moest afleggen om het diploma te behalen. Kandidaten moesten achttien jaar zijn en ofwel een twee jaar durende opleiding gevolgd hebben of kunnen aantonen dat zij minstens twee jaar stage hadden gelopen in een ziekenhuis alvorens zij examens mochten afleggen. Zesentwintig Grauwzusters die zich op opgedane ervaring konden beroepen, legden de examens af en slaagden.
Toen hadden we dus verpleegkundigen en artsen, maar toch was RZ Tienen nog steeds geen ziekenhuis?
Dat klopt. Pas in 1924 bereikte de congregatie van Grauwzusters onder leiding van Moeder Veronica Nackaerts, een akkoord met het bisdom en de vier stichtende geneesheren Joseph en Antoine Geens, Joseph Smeesters en Joseph Van Lindt. De zusters bouwden en bemanden het ziekenhuis, terwijl de artsen instonden voor de medische zorg en hun eigen instrumenten. De bouw begon in maart 1924 naast het klooster en werd grotendeels gefinancierd met leningen van de artsen. Op 2 september 1925 werd het ziekenhuis officieel ingewijd. Nog diezelfde dag vonden de eerste operaties plaats.
Welke belangrijke evoluties vonden er sinds de officiële oprichting plaats?
Eerst en vooral werd het ziekenhuis geleidelijk uitgebreid. In de jaren 1940 en 1950 groeide de nood aan extra capaciteit, wat leidde tot de bouw van een volledig nieuwe kliniekvleugel vanaf 1953. Deze uitbreiding werd op 19 november 1956 plechtig ingewijd. Daarnaast werd ook het moederhuis vernieuwd en gemoderniseerd. Tot in de jaren 70 volgden nog meerdere uitbreidingen, zoals een nieuwe dienst radiografie in 1974. Het ziekenhuis breidde uit in zowel infrastructuur als medische disciplines, ondersteund door een groeiend team van artsen en verpleegkundigen.
Daarnaast dwong de terugval in roepingen en de veranderende maatschappij de grauwzusters tot een grondige herstructurering. De kloostergemeenschap stelde in 1971 het ziekenhuis ter beschikking van een nieuwe vzw en sloot duidelijke akkoorden over eigendom, personeel en bestuur. Dit leidde tot discussies met het bisdom over financiële veiligheid, die uiteindelijk uitmondden in een erfpachtovereenkomst in 1976. Ondertussen werd het ziekenhuis uitgebouwd tot een regionaal zorgcentrum met nieuwbouwprojecten en moderne infrastructuur. Onder leiding van zuster Josefa en Frans Vuerinckx zette men verder in op schaalvergroting, met onder meer de oprichting van dagziekenhuizen en een fusie met het stedelijk ziekenhuis in 1998. Op 10 november 2004 werd de naam van de vzw officieel gewijzigd naar Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart Tienen.
Na de fusie volgden er enkele jaren van crisis. Hoe heeft dat RZ Tienen beïnvloed?
De crisisjaren hadden een diepgaande impact op de organisatie. Door financiële problemen en wanbeheer moest RZ Tienen vanaf eind 2004 in crisismanagement. De directie stond voor de zware taak om juridische en financiële dossiers uit het verleden op te lossen, een toekomststrategie uit te werken en tegelijk de werking van het ziekenhuis te garanderen. Intern werd de organisatie grondig hervormd, onder meer door een nieuw directiemodel en investeringen in zorgprojecten. Extern zorgden vastgoedconflicten, mislukte bouwplannen en onduidelijke garanties voor spanningen met de grauwzusters. Pas na de patrimoniumoverdracht door de congregatie in 2012-2015 kon het ziekenhuis financieel stabiliseren en opnieuw bouwen aan een toekomstvisie.