Knie

Specialisten

Aandoeningen & behandelingen

Hieronder vindt u informatie over veelvoorkomende aandoeningen en behandelingen aan de knie die op de dienst Orthopedie worden behandeld.

Bij een kraakbeenletsel in de knie is een stuk van het kraakbeen beschadigd en is het overige kraakbeen in de knie nog intact. Wanneer het volledige kraakbeenoppervlak is uitgesleten, spreken we van artrose van de knie (gonartrose) of in de volksmond een ‘versleten knie’. Bij een plaatselijk kraakbeenletsel is de behandeling eerder gericht op het herstel van het letsel, terwijl dit bij zware artrose vaak niet meer mogelijk is.

Oorzaken

  • Vaak zien we kraakbeenletsels na een trauma zoals een verdraaiing van de knie (soms met kruisbandletsels), een breuk of een directe slag op de knie.
  • Bij jongeren komt soms osteochondritis dissecans (OCD) voor: Dit is een gewrichtsaandoening waarbij door een gebrekkige bloedtoevoer een stukje bot van de knie afsterft. Het bovenliggende kraakbeen riskeert hierbij ook los te komen of in te zakken zodat er een grote kraakbeenkrater wordt gevormd.

Gevolgen

  • Vorming van een gewrichtsmuis: Kraakbeenstukjes in het gewricht komen los en verplaatsen zich vrij in het gewricht en kunnen soms geklemd raken.
  • Gewrichtsontsteking in de omgevende weefsels (kapsel, slijmvlies) met vocht, zwelling en pijn in de knie. Dit veroorzaakt pijn in de knie. Het kraakbeen zelf is niet gevoelig.

Klachten

  • Pijn in de knie
  • Blokkade of niet volledig kunnen plooien of strekken van de knie doordat het losgekomen stukje kraakbeen geklemd zit.
  • Gezwollen knie
  • Hinder bij dagelijkse activiteiten en sportactiviteiten

Operatieve behandeling

Afhankelijk van de ernst, plaats, uitgebreidheid van het letsel en leeftijd van de patiënt kunnen volgende behandelingen worden overwogen.

Arthroscopische spoeling en debridement (schoonmaken van de knie)

De chirurg frist het los en onregelmatig kraakbeen dat vaak een blokkade en ontsteking veroorzaakt, tijdens een kijkoperatie op. Hij verwijdert losse kraakbeenflappen en maakt de ruwe randen glad met een shaver. De ‘opgelapte’ knie zal enige tijd (enkele jaren) minder last geven. Het kraakbeen van de knie herstelt met deze behandeling echter niet.

Ice Pick: microfractuur (gaatjes prikken in het bot)

Voor een beperkt maar diep kraakbeenletsel kunnen we in het onderliggende bot kleine gaatjes kloppen. Zo komen beenmergcellen vrij en vormt er zich een bloedstolsel in het kraakbeenletsel. Dit wordt omgezet in littekenkraakbeen (fibrocartilago). Het littekenkraakbeen is jammer genoeg niet zo sterk als het gewone kraakbeen, maar zorgt wel voor een stabiel oppervlak. Zo wordt verdere uitbreiding van het letsel tegengegaan.

Kraakbeentransplantatie: mosaïcplastie

Voor een kraakbeentransplantatie boort men eerst cilindrische gaten in het kraakbeenletsel, die nadien worden opgevuld met een nieuwe bot- en kraakbeen cilinder afkomstig van een minder belangrijk en niet-belast deel van de knie. Dezelfde techniek kan men ook met donorkraakbeen toepassen.

Cel- en weefseltransplantatie

Bij deze techniek verwijdert men tijdens een kijkoperatie kraakbeencellen om ze op celkweek te zetten. Men plaatst alleen de ‘goede’ cellen terug onder een laagje botvlies. Deze veelbelovende techniek werd in België ontwikkeld maar kan enkel in zeer specifieke gevallen worden toegepast.

Kraakbeentransplantatie
Kraakbeentransplantatie

 

Afdrukken

Knieartrose is slijtage van het kniegewricht. Als mensen ouder worden, vermindert de kwaliteit en dikte van het kraakbeen. Bij knieartrose slijt de kraakbeenlaag abnormaal af of verdwijnt het kraakbeen soms helemaal zodat het onderliggende bot gedeeltelijk bloot komt te liggen. Hierdoor kunnen de botstukken over elkaar gaan schuren, wat veel pijn in de knie veroorzaakt. In het merendeel van de gevallen zit de slijtage aan de binnenzijde van de knie (daar waar de knieën elkaar raken), maar artrose kan ook aan de buitenzijde of ‘overal’ aanwezig zijn.

Osteoarthritis
Osteoarthritis

Klachten 

  • Pijn die erger wordt bij belasting van de knie, dus vooral na de middag en tijdens inspanning.
  • Gezwollen knie
  • Startstijfheid: 's Morgens of na een periode van rust heeft de knie wat tijd nodig om in gang te geraken.
  • Last bij het trappen lopen en stappen (fietsen blijft vaak het langst mogelijk en wordt zeker aangeraden).
  • Wandelafstand wordt steeds beperkter.
  • Gevoel dat men door de knie zakt.
  • Blokkage: men kan het been niet volledig strekken.
  • Hurken of lang zitten is moeilijk bij slijtage ter hoogte van de knieschijf.
  • Vorming van botuitsteeksels (papegaaienbekken of osteofyten) aan de randen van het gewrichtsvlak: Dit is een natuurlijke reparatieactie van het lichaam om de gevolgen van de artrose tegen te gaan. Deze beperken echter de beweeglijkheid van het gewricht.

Oorzaken

  • Ouderdom
  • Posttraumatische artrose: artrose na een fractuur, een kruisbandletsel of een meniscusscheur kan jaren na het letsel optreden.
  • Ontstekingsreactie van het gewricht
  • Overgewicht
  • Reumatologische aandoeningen
  • Familiale aanleg

Niet-operatieve behandeling

Medicatie alleen lost het probleem niet op. Even belangrijk is het gedrag van de patiënt.

Levensstijl

  • Blijf bewegen: Door regelmatig te bewegen heeft men minder pijnstillers nodig. Regelmatige oefeningen verhogen de beweeglijkheid van de gewrichten en versterken de spieren rondom de knie.
  • Vermijd overgewicht: Elke kg extra lichaamsgewicht geeft tot 3 à 5 kg meer belasting op de knie bij het stappen of aflopen van trappen. Gebruik een kruk of wandelstok om het aangetaste gewricht wat te sparen.
  • Draag aangepast schoeisel: Soms helpen steunzolen met schokdemping. Om knieartrose te voorkomen, draagt u best geen hoge hakken. Die verhogen de druk op uw knieën waardoor de kans op knieartrose vergroot. Een deel van de scheefstand van de knie kan soms opgevangen worden door corrigerende steunzolen.
  • Draag een licht steunverband of een zwaardere corrigerende kniebrace: In specifieke omstandigheden kan dit de pijn verlichten.
  • Gun uw knie rust: Rust met uw been in hoogstand en leg een ijskompres op de knie (af en toe moet u het been plooien/strekken).
  • Thermotherapie: Warmte en koude kunnen de pijn en de stijfheid in het gewricht verlichten. Bij een niet-ontstoken knie maakt warmte (water, pittenkussentje, hot-pack) het kniegewricht soepel en de spieren losser. Koude ijszakjes of kompressen op een ontstoken knie werken ontzwellend en verlichten de pijn na activiteit.

Medicatie

  • Pijnstillers en ontstekingsremmers: Voor korte of langere periode kan men pijnstillers nemen om de pijn en de last bij beweging te verhelpen.
  • Voedingtenssupplemen: Van sommige voedingssupplementen wordt beweerd dat ze de afbraak van het gewricht vertragen, het gewrichtskraakbeen beschermen en de gewrichtsfunctie stablilizeren. Men probeert zo een heelkundige ingreep uit te stellen of te vermijden. Chondroïtines en Glucosamine worden het meest gebruikt. Echter niet alle studies kunnen dit effect aantonen.
  • Inspuitingen: Een inspuiting in het gewricht heeft vaak effect wanneer bovenstaande maatregelen niet voldoende helpen. Injecties met een soort cortisone zijn doeltreffend tegen zwelling en pijn. Het onderdrukt de ontsteking, maar heeft geen direct effect op het kraakbeen zelf. Het aantal injecties wordt beperkt tot maximaal 3x/jaar, omdat te veel injecties het kraakbeen kunnen beschadigen. Een mogelijke behandeling voor artrose zijn inspuitingen met hyaluronzuur (gel-spuiten). Hyaluronzuur is een lichaamseigen vloeistof, die wordt aangemaakt in het kraakbeen van een gewricht en verbetert de smerende en schokdempende werking van het gewrichtsvocht. De inspuitingen hebben als doel het kraakbeen maximaal te ondersteunen en de verdere afbraak af te remmen. De inspuitingen gebeuren in een reeks van 3 à 5 inspuitingen met telkens 1 of 2 weken tussen.

Operatieve behandeling

  • Osteotomie of kanteloperatie: Bij artrose die zich tot 1 compartiment (bv. binnenkant) beperkt en die nog niet te vergevorderd is, kan osteotomie (been recht zetten) een alternatief zijn:
    • vooral bij patiënten die nog te jong zijn voor een halve prothese
    • bij uitgesproken O-benen met fors uitslijten van het kraakbeen aan de binnenkant, en waarbij er aan de buitenkant geen slijtage te vinden is. In dat geval kunnen we het been terug recht maken (van een O-been een licht X-been maken), zodat vooral de buitenkant van de knie, waar nog goed kraakbeen aanwezig is, wordt belast.
  • Knieprothese: In een zeer vergevorderd stadium is er maar één oplossing: een prothese plaatsen, d.w.z. een kunstgewricht.
    Lees meer over knieprothese

  • Unicompartimentele prothese: Wanneer slechts 1 deel (compartiment) van de knie is aangetast, kan men een halve prothese plaatsen. Hierbij vervangt men enkel het versleten deel van de knie en moet men veel minder bot wegnemen.

 

Afdrukken

Waarvoor dient de voorste kruisband?

De voorste kruisband is een stevige kabel (ligament of gewrichtsband) binnenin de knie. Het ene uiteinde zit vast aan het bovenbeen, het andere uiteinde aan het onderbeen. De voorste kruisband ligt, zoals de naam het zegt, vóór de achterste kruisband en loopt niet recht naar beneden, maar gekruist. Hij verhindert het naar voren schuiven van het onderbeen t.o.v. het bovenbeen, en zorgt voor stabiliteit bij draaiing van de knie (pivot).

Wanneer door een ongeval een dwarse scheur in de kruisband ontstaat spreken we van een gescheurde voorste kruisband.

Oorzaken

Een gescheurde voorste kruisband is vaak het gevolg van een sportletsel, bv. tijdens voetbal wanneer een schotpoging met de binnenzijde van de voet wordt geblokkeerd door de tegenstander of tijdens skiën wanneer bij het voorover vallen de voet gebogen blijft doordat de binding niet loslaat of wanneer de ski blijft haken achter een slalompoortje.

Klachten

  • Op het moment van het scheuren van de kruisband hoort men vaak een 'plop', gevolgd door onmiddellijke zwelling en diepe pijn in de knie.
  • Vaak zijn er bijkomende band- of meniscusletsels, zodat de klachten nogal kunnen variëren van relatief weinig pijn met de mogelijkheid verder te stappen en te steunen bij zuiver kruisbandletsel, tot de onmogelijkheid te steunen op het been met doorzakkingen.
  • De knie kan nog moeilijk worden geplooid of gestrekt.

Behandeling

Een gescheurde voorste kruisband groeit niet aan elkaar. De banddelen verschrompelen en verdwijnen na een tijdje. Een knie zonder kruisband is minder stabiel en vergroot het risico op doorzakken bij sport of zelfs in het dagelijks leven. In heel veel gevallen kunnen de spieren rond de knie de instabiliteit wel opvangen en is een operatie niet nodig.

Acute fase

  • Ontstekingsremmers
  • IJs op de knie leggen om te ontzwellen
  • Revalidatie bij de kinesitherapeut:
    • bewegingsoefeningen voor het bekomen van een volledige strekking en diepe plooing
    • spierversterkende oefeningen (spieren rond het bovenbeen en bekkengordel) om te vermijden dat men door de knie zakt
  • Meestal verdwijnt na 1 à 2 weken de forse pijn en kan de patiënt zijn knie weer voorzichtig belasten.

Operatie is niet strikt nodig

  • Als er geen bijkomende letsels aanwezig zijn: bv. gebroken bot, beschadigde meniscus enz.
  • Als de sportactiviteiten van de patiënt het toelaten: bv. wandelen, fietsen, joggen en crawl zwemmen.
  • Als de patiënt geen blijvende hinder ondervindt, zoals frequent door de knie zakken.

Operatie is aangewezen

  • Als de patiënt een actief leven leidt (aard van werk, sport, …) is een ingreep nodig om opnieuw doorzakken te voorkomen. Frequent doorzakken kan nieuwe letsels veroorzaken in de knie, zoals meniscusscheuren of kraakbeenletsels.
  • Voor sporten waarbij de knie veel draait, zoals voetbal, basketbal, volleybal, handbal en skiën, is de kruisband noodzakelijk voor een goede kniestabiliteit en wordt een operatie voorgesteld.

Ingreep

  • Het doel van een operatie is om opnieuw een stabiele knie te verkrijgen.
  • Een ingreep wordt pas na de acute fase uitgevoerd. Voor de ingreep mag de knie niet meer gezwollen zijn, moet de patiënt zijn knie weer goed kunnen plooien en strekken, en stevige spieren hebben. Dit bevordert de revalidatie na de operatie.
  • De gescheurde kruisband kan niet gewoon gehecht worden: hij moet vervangen worden door een nieuwe stevige structuur, meestal een pees. Deze kan uit het eigen lichaam komen (autogreffe) of uit een donorbank (allogreffe). In specifieke gevallen wordt voor een synthetische band gekozen.
  • In ons lichaam zijn er een drietal pezen die in aanmerking komen: de hamstringspezen (aan de binnenzijde van de knie), de patellapees (pees onder de knieschijf), en in uitzonderlijke gevallen en meestal bij een heringreep, de quadricepspees (knieschijfpees boven de knieschijf).
  • Deze ingreep gebeurt via een kijkoperatie en meestal onder volledige verdoving.
  • De chirurg maakt 2 kleine insnijdingen (incisies), één voor het inbrengen van de camera en één voor de werkinstrumenten.
  • Een bijkomende incisie aan de binnenzijde, onderaan de knie van een 5-tal cm is nodig om de pees vrij te maken. De pees wordt langs deze incisie doorheen nauwkeurige bepaalde tunnels getrokken doorheen het bovenbeen.
  • De nieuwe geplaatste kruisband wordt met een weerhaakje vastgehouden in het bovenbeen en onder de gewenste spanning bevestigd op het onderbeen met behulp van schroeven en krammen.
  • Na de ingreep legt men een stevig en strak wattenverband aan rond het volledige been. Er blijft ook een afvoerbuisje dat het bloed uit de knie afzuigt. De verpleegkundige kan dit meestal al de volgende dag verwijderen.
  • Deze operatie vraagt 1 overnachting in het ziekenhuis. Bij erge pijn of zwelling kan beslist worden om de patiënt enkele dagen langer in het ziekenhuis te houden.

Complicaties

Deze operatie wordt niet als een zware operatie beschouwd. Complicaties zijn eerder zelden maar kunnen optreden, ondanks alle mogelijke voorzorgen. De meest voorkomende worden hieronder opgesomd.

  • Soms is de knie erg gezwollen door bloed in het kniegewricht. Dit is geen groot probleem en heeft geen gevolg voor het succes van de operatie.
  • Soms dient dit vocht te worden verwijderd met een spuit (punctie).
  • Sommige patiënten ervaren een voos gevoel naast het litteken, wat meestal met de tijd afneemt. Soms blijft echter een beperkte zone van gevoelloosheid bestaan.
  • Soms treedt er pijn op aan de voorzijde van de knie of stramheid, maar deze klachten zijn normaal gezien goed te verhelpen met oefentherapie.
  • In enkele gevallen kan de knie niet meer goed gebogen of gestrekt worden door overmatig littekenweefsel in de knie. Dan moet dit littekenweefsel met een kijkoperatie verwijderd worden.
  • De kans op een wondinfectie of flebitis is klein maar bestaat, ondanks alle genomen voorzorgen.
  • De bevestigingskram of schroef aan het scheenbeen kan soms hinderen omdat die zich net onder de huid bevindt. Deze kan na 1 jaar verwijderd worden als de hinder te erg is.
  • De nieuwe kruisband kan scheuren: door een nieuw ongeval, doordat u zich niet aan het revalidatieschema gehouden hebt, of door het afsterven van de greffe (eerder zelden).

Revalidatie

  • De eerstvolgende dag zal de kinesitherapeut al enkele oefeningen met u starten. De knie wordt ook afgekoeld door er regelmatig ijs op te leggen. Dit helpt goed tegen de pijn en zorgt ervoor dat de knie ontzwelt.
  • Na 2 à 3 dagen neemt de pijn al sterk af. De eerste 7 à 10 dagen krijgt u medicatie tegen de pijn.
  • U zult waarschijnlijk ook dagelijks een spuitje in de navelstreek krijgen. Dat is om flebitis te voorkomen. Wanneer de knie goed ontzwollen is en u opnieuw normaal kunt stappen, zal de chirurg beslissen de spuitjes te stoppen.
  • Vaak blijft de knie gedurende enkele weken gezwollen. Dat is normaal. Daarom is het belangrijk regelmatig ijs op en rond de knie te leggen.
  • Plaats uw geopereerde been regelmatig in hoogstand (voet hoger dan het hart) in gestrekte positie. Zo kan de zwelling beter afgevoerd worden.
  • De eerste weken na de operatie wordt geprobeerd om de knie weer te plooien en te strekken. Soms wordt beslist om een 2-tal weken de knie niet volledig te laten strekken of zelfs te wachten om de knie te laten bewegen, afhankelijk van de gebruikte techniek en van andere letsels.
  • Ook wordt vaak een brace voorzien voor de duur van 6 à 8 weken.
  • Stappen doet u de eerste weken met 2 krukken. De krukken mogen pas weggelaten worden na advies van de chirurg, meestal wanneer u de knie volledig kunt strekken en er een goede kracht in de voorste bilspiergroep (quadriceps) is.
  • Uitgebreide info over het revalidatieschema vindt u in de patiëntenfolder over de gescheurde voorste kruisband (pdf-bestand, 446 kB)
Brace knie
Brace knie

Wat kan u wanneer opnieuw doen na de operatie?

  • Na 3 à 4 weken kunt u weer stappen met of zonder krukken (afhankelijk van overige letsels) en mag u starten met fietsen (hometrainer).
  • Autorijden hangt af van automatische of manuele koppeling (voor de linkerknie) en van de spierkracht en controle: meestal is dit na 4 à 6 weken mogelijk. U mag niet autorijden zolang u zware pijnmedicatie neemt (bv. Oxycontin®) of een kniebrace draagt.
  • Fietsen buiten wordt toegelaten na een 6-tal weken, eens de knie goed ontzwollen en opnieuw volledig beweeglijk is.
  • Na twee maanden zou u niet meer mogen manken en zou u normaal moeten stappen.
  • Lopen en joggen mag vanaf de 5de maand na de operatie.
  • Sporters kunnen met sportspecifieke oefeningen en looptraining normaal gezien vanaf de 6de maand starten.
  • Contactsporten zoals bv. voetbal mogen nooit voor de 7de maand na de operatie. De chirurg moet altijd eerst toestemming geven.
Afdrukken

Een arthroscopie is een kijkoperatie en betekent letterlijk ‘kijken in het gewricht’. Tijdens een kijkoperatie van de knie controleert de orthopedist de gewrichtsholte van de knie op afwijkingen of beschadigingen, en behandelt hij eventuele afwijkingen.

Arthroscoop
Arthroscoop

Wanneer is een kijkoperatie aangewezen?

De meest voorkomende knieproblemen die we met een kijkoperatie kunnen behandelen, zijn:

Voordelen kijkoperatie

  • Dankzij miniatuurinstrumenten en nieuwe technieken kunnen tal van behandelingen tijdens een kijkoperatie gebeuren. Dat is veel minder ingrijpend dan een klassieke ‘open’ operatie.
  • Een kijkoperatie maakt de kans op vochtophoping en weefselschade kleiner.
  • Het herstel gaat meestal snel en verloopt met minder pijn.
  • De operatiewondjes zijn heel klein, waardoor er minder littekenvorming is nadien.

Ingreep

  • Een kijkoperatie van de knie kan meestal in dagopname gebeuren, dus zonder overnachting in het ziekenhuis.
  • De ingreep gebeurt meestal onder volledige verdoving (narcose) maar kan ook onder plaatselijke verdoving met een ruggenprik.
  • De chirurg maakt in de huid bij het gewricht 2 of 3 kleine insnijdingen (incisie).
  • Er wordt een smalle camera in het gewricht gebracht (de arthroscoop), langswaar de knie gevuld wordt met spoelvloeistof. De camera is verbonden met een beeldscherm waarop de chirurg de operatie in detail kan bekijken.
  • Via de tweede snede worden werkinstrumenten (zoals miniatuurschaartjes, tasthaakjes, hechtinstrumenten of paktangetjes) ingebracht om de ingreep uit te voeren.
  • Soms is nog een derde insnijding nodig voor afvoer van het vocht of om letsels in moeilijk te bereiken zones te behandelen.
  • De operatie gebeurt meestal onder bloedleegte. Dat wil zeggen dat het bloed uit de knie ‘weggewindeld’ wordt en het been tijdens de operatie bloedleeg gehouden wordt met een knelband.
  • Een kijkoperatie duurt doorgaans ongeveer een uur, afhankelijk van de gevonden afwijking en de behandeling.
Kijkoperatie knie
Kijkoperatie knie

Revalidatie

  • In het begin moet u thuis nog enkele dagen pijnstillers nemen.
  • Regelmatig ijs leggen op en rond de knie is belangrijk om de pijn te onderdrukken en om zwelling tegen te gaan.
  • We raden u aan om het de eerste week rustig aan te doen. De eerste dagen kan u best krukken gebruiken, maar deze zijn meestal niet strikt noodzakelijk (tenzij expliciet opgelegd door de chirurg). Ze bieden vooral comfort de eerste dagen tijdens het stappen.
  • Na 2 weken kunnen de draadjes verwijderd worden.
  • Afhankelijk van uw individuele situatie zal de chirurg beslissen of kinesitherapie of specifieke oefeningen voor u wenselijk/noodzakelijk zijn.

Complicaties

Deze operatie is geen zware operatie. Complicaties zijn eerder zeldzaam, maar kunnen optreden, ondanks alle mogelijke voorzorgen. Hieronder volgt een lijstje van de meest voorkomende complicaties.

  • Gezwollen knie: Dit wordt veroorzaakt door bloed in het kniegewricht. Dit is geen groot probleem en heeft geen gevolg voor het succes van de operatie. Soms moet men dit vocht verwijderen met een spuit (punctie).
  • Bloeding aan de wondjes: Dit is de reden waarom een drukverband werd aangelegd. Deze bloeding stopt meestal vanzelf of na het opnieuw aanleggen van het drukverband. In zeldzame gevallen moet de chirurg een bijkomende hechting plaatsen.
  • Infectie: De kans hierop is klein aangezien de knie tijdens de operatie continu gespoeld wordt. Een infectie is herkenbaar aan een toenemende ‘kloppende’ pijn, een rode en warm aanvoelende gezwollen knie en koorts, meestal een vijftal dagen na de ingreep. Raadpleeg in dat geval uw huisarts.
  • Trombose: Dit is de vorming van een bloedklonter in de bloedbaan. Hierdoor kan het bloedvat worden afgesloten en stroomt het bloed niet meer goed terug. Het been kan dan dik, glanzend en pijnlijk worden. Dit moet u snel laten behandelen. Wanneer de bloedklonter loskomt en zich naar de longen verplaatst, kan er zich een probleem voordoen in de zuurstofuitwisseling. Raadpleeg hiervoor onmiddellijk uw huisarts.
  • Soms springt een bestaande cyste achterin de kniekuil open met ook hier een pijnlijke, glanzende en dikke kuit. Dit is geen groot probleem en lost spontaan op. Het is sowieso belangrijk contact op te nemen met een arts om een trombose uit te sluiten.
  • De knelband die tijdens de operatie gebruikt werd om de knie bloedleeg te maken, kan soms een overgevoeligheid van de spieren veroorzaken. Deze klachten verdwijnen vanzelf. Soms wordt een huidzenuw gekneld, zodat de huid er omheen een beetje ongevoelig of juist extra gevoelig is geworden. Ook deze klachten verdwijnen meestal na verloop van tijd.
  • Irritatie huidzenuw: Omdat er sneetjes in de huid worden gemaakt, kan een huidzenuw geïrriteerd raken. Dit geeft een voos gevoel in een gedeelte van de huid. Meestal verdwijnen deze klachten met de tijd vanzelf.
Afdrukken

Bij een knieprothese wordt niet de hele knie verwijderd en vervangen maar hoofdzakelijk het versleten kraakbeenlaagje. Op het bovenbeen plaatst men een stevige en glad gepolijste metalen laag en op het onderbeen een titanium component met polyethyleen bekleding. Meestal wordt er ook een polyethyleen kapje geplaatst op de knieschijf om het beschadigde kraakbeenoppervlak te vervangen.

Knieprothese
Knieprothese

Wanneer is een knieprothese aangewezen?

  • De meest frequente reden om een knieprothese te plaatsen is artrose. Dit is het verslijten van de kraakbeenlaag, waardoor er een ruw oppervlak ontstaat tussen deze beenderen.
  • Dit geeft pijn, verstijving en vaak ook scheefstand (O- of X-been).
  • Regelmatig is er familiale aanleg voor artrose. Soms wordt dit door een vroeger ongeval veroorzaakt, bv. na een breuk of na een gecombineerde meniscus en kruisbandscheur.
  • Ook reumatologische aandoeningen kunnen het gewricht beschadigen.

Ingreep

  • In de meeste gevallen vindt de ingreep plaats onder plaatselijke verdoving van de zenuw die het grootste deel van de knie bezenuwt (nervus femoralis) samen met een (lichte) algemene verdoving.
  • De ingreep zelf duurt meestal ongeveer anderhalf uur.
  • Voor het plaatsen van de knieprothese wordt een insnede vooraan in de knie gemaakt.
  • De chirurg verwijdert de versleten gewrichtsvlakken en vervangt ze ter hoogte van het bovenbeen door een metalen kap en ter hoogte van het scheenbeen door een titanium plaat bekleed met hard plastic.
  • Meestal wordt er ook een plastic kapje geplaatst op de knieschijf om het beschadigde kraakbeenoppervlak te vervangen.
  • De verschillende componenten worden gefixeerd in het bot met botcement (een soort twee componentenlijm). Deze hardt uit in een 10-tal minuten en geeft een snelle en stevige verankering.
  • Bij het plaatsen van een prothese corrigeert de chirurg tegelijk een eventuele scheefstand van het onderste lidmaat. Om de nodige correctie nauwkeurig uit te meten, wordt voor de ingreep een radiografie van het volledige been genomen (full leg RX).
  • Bij het einde van de ingreep wordt een drukverband aangelegd.
  • Na de ingreep volgt over het algemeen een verblijf in het ziekenhuis van 4 tot 5 dagen.

Revalidatie

  • De kinesitherapeut en ergotherapeut starten de revalidatie al meteen de eerste dag na de ingreep met actieve en passieve oefeningen. Met een kinetec toestel laat men de geopereerde knie langzaam plooien en strekken.
  • Op de tweede dag leert men kleine afstanden te stappen met een loopkader, recht te staan uit een zetel en weer in bed te geraken.
  • Op dag drie leert de patiënt in de gang met krukken stappen. De ergotherapeut leert de belangrijkste handelingen uit het dagelijkse leven aan (deur openen, stoel aanschuiven, manoeuvreren in kleine ruimtes enz.)
  • De vierde dag oefent de patiënt samen met de kinesitherapeut om de trap op en af te gaan met behulp van krukken. De ergotherapeut leert enkele handige tips aan om het dagelijkse leven stilaan terug in eigen hand te kunnen nemen (wassen en afdrogen van de voeten, aan- en uittrekken van schoeisel, etc.)
  • De vijfde dag mag de patiënt weer naar huis. De toestand van de operatiewonde moet goed zijn. Dat wil zeggen dat de wonde redelijk droog moet zijn, en geen tekenen van infectie mag vertonen. Daarnaast moet de patiënt in staat zijn om zijn knie meer dan 90° te plooien en moet men het traplopen geoefend hebben. Verder moet men zich zelfstandig kunnen verplaatsen en de basisactiviteiten uit het dagelijkse leven opnemen.
  • De eerste weken is de knie gezwollen.
  • 14 dagen na de ingreep zal de huisarts de hechtingen verwijderen.
  • Na een 6-tal weken kan men gewoonlijk een korte afstand stappen zonder een hulpmiddel, en opnieuw en voorzichtig een wagen beginnen besturen.
  • Het aantal kinebeurten varieert maar bedraagt meestal een 40-tal. Vooral zelf veel oefenen en in samenspraak met de kinesist enkele malen per dag fietsen op een hometrainer. In het begin gaat men snel vooruit, daarna trager en de geleidelijke beterschap zet zich door tot 1 en soms 1,5 jaar na de ingreep.
  • Het is belangrijk dat men in het begin voldoende pijnstillers neemt, dit voor het eigen comfort maar vooral om vooruitgang te boeken bij het oefenen.
Kinetec toestel
Kinetec toestel

Resultaten

  • Meer dan 90% van de patiënten ervaren duidelijk minder pijnklachten en een significante verbetering in kniefunctie in het dagelijkse leven: wandelen, trappen doen, fietsen, zwemmen enz. Men mag echter niet verwachten dat men een knie krijgt zoals toen men 20 jaar oud was.
  • Normaal gezien strekt de knie opnieuw volledig. Hoever ze zal plooien, hangt af van de vooraf bestaande verstijving en nog meer van de motivatie om intensief te oefenen. 120 graden is meestal mogelijk. Maar het resultaat hangt dus voor een groot deel van de patiënt zelf af.
  • Diep hurken lukt meestal niet. Ook zware kniebelastende activiteiten zoals joggen, springen, de meeste balsporten, aerobics, intensief skiën ... zijn af te raden.
  • Wel kunnen: wandelen, fietsen, in de tuin werken, stijldansen, langlaufen, voorzichtig skiën, golf, bowling en dubbelspel tennis.

Levensduur prothese

  • Met de jaren ontstaat er lichte slijtage van de polyethyleen bekleding. Bij overdreven activiteit en bij overgewicht verslijt de prothese sneller.
  • Bij erg osteoporotisch bot is de fixatie ook minder stevig en kan de prothese na verloop van tijd loskomen. In 90% van de gevallen functioneert de prothese na 15 jaar nog steeds naar behoren.
  • Wanneer een knieprothese versleten is of loskomt, kan ze vervangen worden maar dit is geen eenvoudige ingreep. De resultaten zijn meestal minder goed dan van een eerste ingreep. Er is heel wat meer kans op complicaties. Dit is een van de redenen waarom we bij iemand die nog jong is en niet zo heel veel last heeft, vaak aanraden nog te wachten met het laten plaatsen van een knieprothese.

Complicaties

Een totale knieprothese is een ingreep die heel vaak uitgevoerd wordt. Een operatie houdt echter altijd bepaalde risico’s in. Ernstige complicaties zijn zeldzaam.

Kleine complicaties

  • Tijdelijke misselijkheid door verdoving en medicatie
  • Bronchitis
  • Oppervlakkige flebitis
  • Nabloeding

Ernstige complicaties

  • Anaesthetisch risico: extreem zeldzaam. Een verdoving is veiliger dan met de wagen rondrijden.
  • Diepe thromboflebitis en longembolie: door stilstaan van bloed in aders (door te weinig te bewegen) kan er een klonter ontstaan die een ader verstopt of zich naar de long verplaatst. Het risico wordt drastisch verminderd door het dragen van steunkousen en het toedienen van spuitjes in de buik om het bloed ‘dunner’ te maken. Hoe sneller men beweegt na de ingreep hoe minder kans er is op zo’n klontervorming.
  • Inwendige vergroeiingen en littekenvorming: de dag na de ingreep wordt reeds gestart met oefeningen om zo verklevingen met soms pijnlijke verstijving te vermijden. Over het algemeen geldt de regel: hoe intensiever men de eerste weken oefent, hoe kleiner het risico.
  • Infectie: het is onze grote bekommernis om dit risico zo klein mogelijk te houden. Men stelt dat ongeveer 1% van de protheses besmetten. Dit kan in het ziekenhuis gebeuren, soms enkele weken later of soms pas vele jaren later bijvoorbeeld door een abces elders in het lichaam waarvan microben zich via de bloedbaan in het lichaam kunnen verspreiden. Daarom is goede tandhygiëne van groot belang. Bij twijfel gaat men best voor de ingreep op controle bij de tandarts. Soms wordt zelfs aanbevolen bij risico-ingrepen waarbij bacteriën in de bloedbaan zouden kunnen terechtkomen (vb. een geïnfecteerde tand laten trekken of behandeling van een chronisch huidabces) preventief een antibioticum te nemen, net zoals bij patiënten met slecht functionerende hartkleppen de gewoonte is. Het overgrote deel van de infecties bij protheses kunnen gelukkig overwonnen worden maar vaak met twee bijkomende ingrepen en meerdere weken hospitalisatie.
Afdrukken