Totale knieprothese

Bij een knieprothese wordt niet de hele knie verwijderd en vervangen maar hoofdzakelijk het versleten kraakbeenlaagje. Op het bovenbeen plaatst men een stevige en glad gepolijste metalen laag en op het onderbeen een titanium component met polyethyleen bekleding. Meestal wordt er ook een polyethyleen kapje geplaatst op de knieschijf om het beschadigde kraakbeenoppervlak te vervangen.

Knieprothese
Knieprothese

Wanneer is een knieprothese aangewezen?

  • De meest frequente reden om een knieprothese te plaatsen is artrose. Dit is het verslijten van de kraakbeenlaag, waardoor er een ruw oppervlak ontstaat tussen deze beenderen.
  • Dit geeft pijn, verstijving en vaak ook scheefstand (O- of X-been).
  • Regelmatig is er familiale aanleg voor artrose. Soms wordt dit door een vroeger ongeval veroorzaakt, bv. na een breuk of na een gecombineerde meniscus en kruisbandscheur.
  • Ook reumatologische aandoeningen kunnen het gewricht beschadigen.

Ingreep

  • In de meeste gevallen vindt de ingreep plaats onder plaatselijke verdoving van de zenuw die het grootste deel van de knie bezenuwt (nervus femoralis) samen met een (lichte) algemene verdoving.
  • De ingreep zelf duurt meestal ongeveer anderhalf uur.
  • Voor het plaatsen van de knieprothese wordt een insnede vooraan in de knie gemaakt.
  • De chirurg verwijdert de versleten gewrichtsvlakken en vervangt ze ter hoogte van het bovenbeen door een metalen kap en ter hoogte van het scheenbeen door een titanium plaat bekleed met hard plastic.
  • Meestal wordt er ook een plastic kapje geplaatst op de knieschijf om het beschadigde kraakbeenoppervlak te vervangen.
  • De verschillende componenten worden gefixeerd in het bot met botcement (een soort twee componentenlijm). Deze hardt uit in een 10-tal minuten en geeft een snelle en stevige verankering.
  • Bij het plaatsen van een prothese corrigeert de chirurg tegelijk een eventuele scheefstand van het onderste lidmaat. Om de nodige correctie nauwkeurig uit te meten, wordt voor de ingreep een radiografie van het volledige been genomen (full leg RX).
  • Bij het einde van de ingreep wordt een drukverband aangelegd.
  • Na de ingreep volgt over het algemeen een verblijf in het ziekenhuis van 4 tot 5 dagen.

Revalidatie

  • De kinesitherapeut en ergotherapeut starten de revalidatie al meteen de eerste dag na de ingreep met actieve en passieve oefeningen. Met een kinetec toestel laat men de geopereerde knie langzaam plooien en strekken.
  • Op de tweede dag leert men kleine afstanden te stappen met een loopkader, recht te staan uit een zetel en weer in bed te geraken.
  • Op dag drie leert de patiënt in de gang met krukken stappen. De ergotherapeut leert de belangrijkste handelingen uit het dagelijkse leven aan (deur openen, stoel aanschuiven, manoeuvreren in kleine ruimtes enz.)
  • De vierde dag oefent de patiënt samen met de kinesitherapeut om de trap op en af te gaan met behulp van krukken. De ergotherapeut leert enkele handige tips aan om het dagelijkse leven stilaan terug in eigen hand te kunnen nemen (wassen en afdrogen van de voeten, aan- en uittrekken van schoeisel, etc.)
  • De vijfde dag mag de patiënt weer naar huis. De toestand van de operatiewonde moet goed zijn. Dat wil zeggen dat de wonde redelijk droog moet zijn, en geen tekenen van infectie mag vertonen. Daarnaast moet de patiënt in staat zijn om zijn knie meer dan 90° te plooien en moet men het traplopen geoefend hebben. Verder moet men zich zelfstandig kunnen verplaatsen en de basisactiviteiten uit het dagelijkse leven opnemen.
  • De eerste weken is de knie gezwollen.
  • 14 dagen na de ingreep zal de huisarts de hechtingen verwijderen.
  • Na een 6-tal weken kan men gewoonlijk een korte afstand stappen zonder een hulpmiddel, en opnieuw en voorzichtig een wagen beginnen besturen.
  • Het aantal kinebeurten varieert maar bedraagt meestal een 40-tal. Vooral zelf veel oefenen en in samenspraak met de kinesist enkele malen per dag fietsen op een hometrainer. In het begin gaat men snel vooruit, daarna trager en de geleidelijke beterschap zet zich door tot 1 en soms 1,5 jaar na de ingreep.
  • Het is belangrijk dat men in het begin voldoende pijnstillers neemt, dit voor het eigen comfort maar vooral om vooruitgang te boeken bij het oefenen.
Kinetec toestel
Kinetec toestel

Resultaten

  • Meer dan 90% van de patiënten ervaren duidelijk minder pijnklachten en een significante verbetering in kniefunctie in het dagelijkse leven: wandelen, trappen doen, fietsen, zwemmen enz. Men mag echter niet verwachten dat men een knie krijgt zoals toen men 20 jaar oud was.
  • Normaal gezien strekt de knie opnieuw volledig. Hoever ze zal plooien, hangt af van de vooraf bestaande verstijving en nog meer van de motivatie om intensief te oefenen. 120 graden is meestal mogelijk. Maar het resultaat hangt dus voor een groot deel van de patiënt zelf af.
  • Diep hurken lukt meestal niet. Ook zware kniebelastende activiteiten zoals joggen, springen, de meeste balsporten, aerobics, intensief skiën ... zijn af te raden.
  • Wel kunnen: wandelen, fietsen, in de tuin werken, stijldansen, langlaufen, voorzichtig skiën, golf, bowling en dubbelspel tennis.

Levensduur prothese

  • Met de jaren ontstaat er lichte slijtage van de polyethyleen bekleding. Bij overdreven activiteit en bij overgewicht verslijt de prothese sneller.
  • Bij erg osteoporotisch bot is de fixatie ook minder stevig en kan de prothese na verloop van tijd loskomen. In 90% van de gevallen functioneert de prothese na 15 jaar nog steeds naar behoren.
  • Wanneer een knieprothese versleten is of loskomt, kan ze vervangen worden maar dit is geen eenvoudige ingreep. De resultaten zijn meestal minder goed dan van een eerste ingreep. Er is heel wat meer kans op complicaties. Dit is een van de redenen waarom we bij iemand die nog jong is en niet zo heel veel last heeft, vaak aanraden nog te wachten met het laten plaatsen van een knieprothese.

Complicaties

Een totale knieprothese is een ingreep die heel vaak uitgevoerd wordt. Een operatie houdt echter altijd bepaalde risico’s in. Ernstige complicaties zijn zeldzaam.

Kleine complicaties

  • Tijdelijke misselijkheid door verdoving en medicatie
  • Bronchitis
  • Oppervlakkige flebitis
  • Nabloeding

Ernstige complicaties

  • Anaesthetisch risico: extreem zeldzaam. Een verdoving is veiliger dan met de wagen rondrijden.
  • Diepe thromboflebitis en longembolie: door stilstaan van bloed in aders (door te weinig te bewegen) kan er een klonter ontstaan die een ader verstopt of zich naar de long verplaatst. Het risico wordt drastisch verminderd door het dragen van steunkousen en het toedienen van spuitjes in de buik om het bloed ‘dunner’ te maken. Hoe sneller men beweegt na de ingreep hoe minder kans er is op zo’n klontervorming.
  • Inwendige vergroeiingen en littekenvorming: de dag na de ingreep wordt reeds gestart met oefeningen om zo verklevingen met soms pijnlijke verstijving te vermijden. Over het algemeen geldt de regel: hoe intensiever men de eerste weken oefent, hoe kleiner het risico.
  • Infectie: het is onze grote bekommernis om dit risico zo klein mogelijk te houden. Men stelt dat ongeveer 1% van de protheses besmetten. Dit kan in het ziekenhuis gebeuren, soms enkele weken later of soms pas vele jaren later bijvoorbeeld door een abces elders in het lichaam waarvan microben zich via de bloedbaan in het lichaam kunnen verspreiden. Daarom is goede tandhygiëne van groot belang. Bij twijfel gaat men best voor de ingreep op controle bij de tandarts. Soms wordt zelfs aanbevolen bij risico-ingrepen waarbij bacteriën in de bloedbaan zouden kunnen terechtkomen (vb. een geïnfecteerde tand laten trekken of behandeling van een chronisch huidabces) preventief een antibioticum te nemen, net zoals bij patiënten met slecht functionerende hartkleppen de gewoonte is. Het overgrote deel van de infecties bij protheses kunnen gelukkig overwonnen worden maar vaak met twee bijkomende ingrepen en meerdere weken hospitalisatie.