Polscyste

Een polscyste is een klein, goedaardig knobbeltje of gezwel dat gevuld is met een gelatineachtig vocht. De polscyste kan op de rug- of de palmzijde van de pols voorkomen. Via een verbinding met het gewrichtskapsel wordt de cyste met gewrichtsvocht gevuld en vormt het een vochtballonnetje. Deze zwelling kan ontstaan vanuit het gewricht zelf of vanuit een nabijgelegen pees.

Oorzaken

De oorzaak ervan is niet bekend. Een cyste kan plots ontstaan of het kan een gevolg zijn van overbelasting, aanhoudende ontsteking, beginnende slijtage van het gewrichtskapsel, familiale aanleg enz.

Klachten

  • In het begin is de cyste vaak nog niet zichtbaar en kan ze pijn veroorzaken na of tijdens bepaalde bewegingen.
  • De meeste polscysten zijn pijnloos en veroorzaken weinig of geen hinder.
  • De cyste wordt soms groter na langdurige inspanningen en weer kleiner na een rustperiode.
  • Een cyste aan de onderzijde van de pols drukt soms op de onderliggende zenuw of het onderliggende bloedvat met bv. tintelingen in de vingers tot gevolg. De symptomen verergeren meestal niet na verloop van tijd.

Behandeling

Niet-operatief

  • Als een kleine cyste niet pijnlijk is en geen last bezorgt, mag de cyste blijven zitten. De arts zal ontstekingsremmende medicatie en/of polsbandage voorschrijven.
  • Een punctie (aanprikken en leegzuigen van de cyste) is mogelijk, maar de kans dat de cyste terugkeert is zeer groot.

Operatief

  • Soms wordt een cyste zo hinderlijk, omdat ze te groot wordt of omdat ze druk uitoefent op de omliggende zenuw- of bloedvatstructuren, dat een operatie nodig is.
  • De chirurg maakt een kleine snede over de cyste. De cyste wordt vervolgens vrijgemaakt en volledig verwijderd. Het is belangrijk om ze volledig te verwijderen samen met de verbinding naar het onderliggende kapsel. Een klein deel van het kapsel wordt mee verwijderd.
  • Sommige cystes kunnen ook via een kijkoperatie (arthroscopie) verwijderd worden.

Revalidatie

  • Na de ingreep krijgt men een open gipsverband aan de onderarm dat na een 2-tal dagen vervangen mag worden bij de huisarts door een synthetisch, gesloten gips.
  • Het is belangrijk dat men onmiddellijk frequent met de vingers beweegt en ze zo soepel mogelijk maakt.
  • Na 2 weken kan de gesloten gips samen met de hechtingen verwijderd worden. Het is het belangrijk om de eerste dagen de hand in hoogstand te houden, eventueel met behulp van een draagdoek.
  • Indien men tijdens de gipsperiode tintelingen krijgt in de vingers, zwelling of verkleuring van de vingers dient men dringend contact op te nemen met de huisarts, specialist of spoedgevallendienst. Een knellende gips kan snel tot grotere problemen leiden.
  • Na het verwijderen van de hechtingen en het gips, mag men de pols geleidelijk beginnen bewegen. Dit kan nog een tijdje pijnlijk zijn. Om de pols en de vingers te ontzwellen en te versoepelen zijn wisselbaden aangewezen. Hierbij baadt men de hand en pols afwisselend 1 minuut in warm en koud water gedurende een kwartier.
  • Na 4 weken is een controleraadpleging voorzien. Het litteken kan tijdelijk nog wat gezwollen zijn en het plooien en strekken van de pols kan nog pijn veroorzaken. Als de pols na 4 weken nog steeds wat stijf is, zal de arts kinesitherapie overwegen. Na 6 à 8 weken zou de pols volledig genezen moeten zijn.
  • De duur van de arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van het type werk dat men verricht: licht werk kan hervat worden na enkele weken, zware handenarbeid vraagt meestal een langere arbeidsongeschiktheidsduur.