In situ thrombolyse
Bij een in situ thrombolyse wordt het stolsel in het bloedvat opgelost via een sterk bloedstolselafbrekend medicament, dat via een katheter gedurende 24 uur plaatselijk in het stolsel van het verstopte bloedvat wordt gebracht. Dit medicament lost het stolsel op, zodat de normale bloeddoorstroming hersteld wordt en een longembolie kan worden vermeden.
Verloop procedure
- De in situ thrombolyse wordt opgestart in de operatiezaal onder radioscopische controle en onder plaatselijke of algemene verdoving (een ruggenprik is tegenaangewezen omwille van het bloedingsrisico tijdens de thrombolyse).
- De thrombolyse mag maximum 24 uur duren om het bloedingsrisico niet te verhogen.
- De patiënt wordt op de afdeling Intensieve Zorgen opgevolgd (controle van de stollingsparameters, bloedsomloop, toestand van het been). Na ten laatste 24 uur wordt het verstopte bloedvat gecontroleerd met radioscopie in de operatiezaal. Bij een geslaagde thrombolyse is het vat opnieuw open.
- Achteraf wordt de patiënt nog 24 uur op de afdeling Heelkunde geobserveerd. In totaal blijft de patiënt 48 tot 72 uur gehospitaliseerd.
Wie komt in aanmerking?
Omwille van het verhoogd bloedingsrisico, moet de patiënt aan bepaalde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor een in situ thrombolyse.
- De trombose mag niet ouder zijn dan 8 tot 12 weken, als de patiënt zich aanbiedt.
- De patiënt is niet ouder dan 80 jaar.
- De patiënt heeft geen recente heelkundige ingrepen ondergaan.
- De patiënt heeft geen recent trauma doorgemaakt en heeft geen kanker.