Antistollingstherapie

  • Binnen de 24 uur wordt er gestart met een antistollingstherapie om het samenklonteren van het bloed tegen te gaan.
  • De chirurg bepaalt iedere dag de hoeveelheid antistollingstabletten op basis van de stollingstest in het bloed. Daarom zijn er in het begin dagelijkse bloednames.
  • Omdat het een paar dagen duurt voor deze tabletten werken, krijgt de patiënt de eerste dagen de tabletten in combinatie met heparine, een medicijn dat direct antistollend werkt. Doorgaans wordt dit tweemaal per dag onderhuids ingespoten. Als de antistolling met de tabletten goed is opgestart, kan de heparine gestopt worden.
  • Afhankelijk van de medische situatie en de situatie thuis, kan de patiënt de antistollingstherapie thuis verderzetten. Bij een uitgebreide diepe veneuze trombose (tot de bekkenaders) en zeker in geval van longembolie is een opname in het ziekenhuis aangewezen.

Duur antistollingsbehandeling

De antistollingsbehandeling wordt doorgaans minstens drie maanden gegeven. De duur is echter afhankelijk van verschillende factoren:

  • Zijn er uitlokkende factoren en hebben ze een tijdelijke of permanente karakter (zwangerschap, reizen, bedlegerigheid, operatie, gipsverband enz.)?
  • Is er een duidelijke oorzaak die de diepe veneuze trombose heeft uitgelokt?
  • Hoe uitgebreid is de trombose?
  • Is er een onderliggende trombofilie (bloedstollingsstoornissen) en hoe ernstig is deze?

Als er sprake is van erfelijke aanleg of als de patiënt al eerder een trombose heeft gehad, wordt de therapie soms levenslang gegeven.