Een dag op de Covid-afdeling in RZ Heilig Hart Tienen: “Ik hoop dat het met de andere patiënten beter gaat dan met mij. Ik ken ze niet, maar ik heb met hen te doen”

“Ik hoop dat het met de andere patiënten beter gaat dan met mij. Ik ken ze niet, maar ik heb met hen te doen”

Het gemiddeld aantal nieuwe coronabesmettingen in België mag dan wel lichtjes blijven dalen, in de ziekenhuizen is het al maanden alle hens aan dek. Dat is in het RZ Heilig Hart Tienen niet anders. Niet enkel dokters en verplegers krijgen er te maken met Covid-patiënten, maar élke medewerker draait er op volle kracht in de strijd tegen het virus. Onze reporter Kristien Bollen kijkt twee weken lang binnen in het ziekenhuis, en laat zich leiden door de verhalen van artsen, verpleging, ondersteunend personeel en patiënten.

Al een klein beetje heb ik kunnen zien hoe het er in het ziekenhuis aan toe gaat. Niet alleen voor het zorgpersoneel, maar ook voor patiënten is het aanpassen. Zij kunnen maar driemaal per week bezoek ontvangen, telkens voor één uur en telkens dezelfde persoon. Covid-patiënten mogen helemaal géén bezoek ontvangen. Toch zou ik eens met een van hen willen praten. Het ziekenhuis regelt alles, zodat ik op een veilige manier op bezoek kan bij de 76-jarige alleenstaande Carlos Ameye uit Kumtich bij Tienen. Als ik Carlos’ kamer binnenwandel, kijkt de man een beetje verbaasd. “Waarom zou een reporter met míj willen praten?” Toch is hij blij dat hij een babbeltje kan slaan. Carlos, die in zijn actieve loopbaan aan de slag was als bediende bij Brucargo, is afkomstig van Izegem, maar kent de streek hier al meer dan dertig jaar. Een half jaar geleden nam hij de stap om hier ook te komen wonen. “Familie heb ik hier niet, vrienden wel, maar die mogen hier niet binnen.”

Meteen doorverwezen naar ziekenhuis

Carlos verblijft intussen al een week op de Covid-afdeling. “Ik was eigenlijk niet echt ziek”, doet Carlos zijn verhaal over hoe het allemaal begon. “Ik had wel wat last van een ‘kuchje’, meer niet. Maar van de ene dag op de andere was ik moe. Zeer moe”, zegt de man, die daarop maar zijn huisarts contacteerde. “De dokter stuurde me na zijn bezoek meteen door naar het ziekenhuis. Daar ben ik dan via spoed opgenomen.”

Black-out

“Op de spoeddienst was ik heel onrustig. Waarom, geen idee. Ik heb daar ook een black-out gekregen. Van de volgende dagen herinner ik me dan zo goed als niets meer. Wel dat ik zuurstof en medicatie kreeg... Antibiotica, denk ik. Ook niet zo belangrijk. Dankzij de goede zorgen hier ben ik intussen aan de beterhand.”

Beetje atypisch

Ook Carlos’ geur- en smaakvermogen is steeds optimaal gebleven. Toch stapte de man naar zijn huisarts. “Gelukkig maar. Eigenlijk had ik ook geen keuze, hoor. Want ik zeg dat ik moe was, maar dan bedoel ik ook echt moé, ik kon niets meer”, verduidelijkt Carlos. “Maar nogmaals: dankzij de goede zorgen hier ben ik wel aan de beterhand. Die mensen hier doen ongelooflijk hard hun best”, zucht Carlos. Als ze zijn avondmaal brengen, staat hij er op om aan het tafeltje te eten, en niet in zijn bed.

Mysterie

Waar Carlos het virus opliep is voor hem een raadsel. “Weken kom ik eigenlijk niet meer buiten. Enkel voor wat boodschappen. Met de wagen rij ik dan naar de winkel. Alleen, altijd. Steeds draag ik dan een mondmasker en ontsmet ik steevast mijn handen en het winkelkarretje. Ook telkens na het warenhuisbezoek. Verder kwam ik met niemand in contact. Als ik toch een fris luchtje wilde scheppen, hield ik steeds voldoende afstand van anderen. Neen, ik heb geen wilde feestjes gehad en ik ben ook niet naar een koopzondag geweest”, zegt Carlos met een diepe zucht. “Ik heb me al duizend maal die vraag gesteld waar ik het zou kunnen opgeraapt hebben. Het blijft voor mij een mysterie. Maar piekeren heeft toch geen zin: het is nu eenmaal zo.”

Bezorgd om andere patiënten

Carlos is voor mij een totaal onbekende. Maar tijdens ons gesprek wordt duidelijk dat hij absoluut geen klager is. Niets dan lovende woorden voor het ziekenhuispersoneel. Je zou haast gaan denken dat hij genezen is. “Hier is een tv in de kamer, maar die zet ik maar weinig aan. Steeds gaat het over corona. Ach, als het lukt lees ik wel wat in een boek dat ik meegebracht heb. En misschien mag ik een van de komende dagen naar huis. Het gaat intussen beter met me, hoor. Maar je weet natuurlijk nooit dat het plots weer de verkeerde kant uitgaat. Ik ben optimistisch, maar de natuur is iets raars.”

Het ziet er dus een beetje naar uit dat Carlos bij de ‘gelukkigen’ is die na een goede week het ziekenhuis mogen verlaten. Maar zo ziet Carlos het niet. “Ik hoop gewoon dat het met de andere patiënten hier op de afdeling beter gaat dan met mij. Het zijn onbekende mensen, maar ik heb met hen te doen”, fluistert de man plots en kijkt me doordringend en vragend aan. Een van de weinige momenten in mijn leven dat ik niet weet goed wat ik moet zeggen. Neen, als reporter weet ik niet wie er in het ziekenhuis is opgenomen en hoe hun medische toestand is. Dat is nu eenmaal het beroepsgeheim van dokters en het ziekenhuis.

Komt wel goed

Maar toen die laatsten op zoek gingen naar een Covid-patiënt die mogelijk een praatje wilde doen met de pers, zag ik wel veel neen-geschud bij het overlopen van de patiëntenlijst. Gelukkig kon ik uiteindelijk dus bij Carlos terecht. Een conclusie die ik misschien niet maken mag, maar ik heb een sterk vermoeden dat de meeste andere patiënten op deze afdeling er momenteel slechter aan toe zijn. Te slecht voor een gesprek. Ik geef Carlos hoop door te zeggen dat al deze mensen dezelfde lieve en goede zorgen krijgen en dat het wel goed zal komen.

Carlos is intussen aan de beterhand, en hoopt dat hij snel naar huis mag.

© Kristien Bollen 18-11-20, HLN