Pneumologe Anneleen Peeters: “Mijn kindjes weten niet dat ik elke dag tussen Covid-patiënten sta. Dat hoeven ze niet te weten”

Vandaag maak ik kennis met Anneleen Peeters. De jonge longarts van 35 uit Molenstede bij Diest maakt al vier jaar deel uit van een team van drie pneumologen in dit ziekenhuis. Ze krijgt als longarts bijna dagelijks te maken met patiënten die lijden aan een zware of ongeneeslijke aandoening. Meestal is een behandeling - voor (gedeeltelijk) herstel of om het leven op een menswaardige manier nog wat te rekken - wel mogelijk. Corona tast in vele gevallen de longen echter heel zwaar of soms zelfs volledig aan. En dat gaat snel. Voor de logartsen zijn het nooit eerder geziene toestanden en sparen ze kosten noch moeite om patiënten erdoor te helpen.

Peeters. © Bollen

Al om iets na acht begint Anneleen aan haar ronde. “Gewoonlijk volg ik mijn patiënten in het ziekenhuis op. Vaak gaat het om longontstekingen, COPD (rokerslong), longkankers en chemotherapieën of mensen met een longembolie. In de namiddag heb ik gewoonlijk nog raadplegingen en doe ik ook nog onderzoeken in het slaaplabo. Ik ben ook regelmatig terug te vinden op het UZ Gasthuisberg op de dienst allergologie”, vertelt Anneleen me. Extra lange dagen, dus.

Ondanks ‘goede voorbereiding’, hard binnen gekomen

“Toen men in januari aan de andere kant van de wereld nog maar sprak van het virus zijn we als ziekenhuis meteen heel hard beginnen nadenken, voor ‘moest het nodig zijn’, hoe we dit gingen aanpakken en organiseren: hoe de patiënten binnen brengen, de aanvoer en verwerking van proper en besmet materiaal, hoe de patiënten transporteren indien nodig... In februari was het wel duidelijk dat het op ons af zou komen. In maart was het dan al zover”, zucht Anneleen. “Toch is het ondanks alle mogelijke voorbereidingen héél hard binnengekomen. Eigenlijk was dit nog ongezien hoe longen zo ernstig én heel plots aangetast kunnen raken, al dan niet met fatale afloop.”

Nog steeds geen wondermiddel

Coronapatiënten behandelt men intussen anders dan bij het begin van de uitbraak. “Ja, continu passen we de behandelingen aan met ‘betere’ medicatie en andere technieken. Er is helaas geen wondermiddel of één juist pilletje voor. Het is een steeds zoeken naar bestaande medicatie die goede resultaten levert.”

Niet enkel het ziektebeeld is voor de artsen vrij nieuw, er is blijkbaar nog een typisch fenomeen aan deze ziekte. “Een patiënt met een andere pathologie die een te laag zuurstofgehalte heeft en die we extra zuurstof moeten toedienen, is vaak heel onrustig en oncomfortabel. Die mensen happen soms echt naar adem. Met Covid-19 zien we dat patiënten, wiens zuurstofgehalte soms écht te laag staat (zelfs met de extra zuurstof), er juist héél rustig bij blijven. Ze geven vaak niet aan dat ze zuurstoftekort hebben of zijn er zich helemaal niet van bewust. Soms zetten ze zelfs het zuurstofmasker of neusbrilletje af omdat ‘het wel gaat’. Happy hypoxie noemt men het, maar we kunnen het niet verklaren.”

De dood in de ogen kijken

Tja, happy hypoxie mag je dan voor onverklaarbare reden een ‘goed gevoel’ bezorgen, de ware ernst van de ziekte is totaal het tegenovergestelde. “Sommige mensen komen met extra zuurstof niet toe. Die moeten dan aan de beademing. Hiervoor moeten we hen in een kunstmatige coma brengen en we weten dat er op dit niveau een vrij grote mortaliteit is. Vele patiënten zijn zich daar van bewust. Ze krijgen te maken met veel spierverlies en nadien wacht hen een hele lange revalidatie. Sommigen maken dus nog een kans. Voor anderen weten we dat niets meer kan helpen. Soms is intubatie niet mogelijk door andere aandoeningen. Of zijn de longen té ver aangetast. Dan gaat het heel snel.”

Wat zeg je dan aan zulke patiënten, als er echt geen sprankeltje hoop meer is? “Met die patiënten heb je een heel lang gesprek. Velen beseffen wat er komen gaat en dat valt uiteraard zwaar. Soms geven patiënten zelf aan dat het niet meer hoeft. Ik herinner me nog de eerste Covid-dode in het ziekenhuis, ongeveer half maart. Een bejaarde patiënt. Er was eigenlijk geen hoop meer. Maar nog voor we het hier echt over konden hebben, gaf die zelf aan dat die geen ventilatie meer wilde. De toestellen moesten we vrijhouden voor jongere mensen die het echt nodig hadden en nog een toekomst voor zich hadden. De patiënt zei ook een goed leven gehad te hebben. Aan de familie konden we enkel deze boodschap over brengen, want bezoek was niet toegestaan... Dat was écht onmenselijk. Die persoon is alleen gestorven, al de dag na de opname. Dat hebben we meteen besproken in het ziekenhuis. Zulke dingen kunnen niet, nooit. We hebben toen besloten dat we familie wel waardig afscheid van hun geliefde konden laten nemen. Wel met dezelfde beschermingsmaterialen als wij. Zulke drama’s wilden we niet meer.”

Bomma Jeanne

Dat kan bijna niet anders dan om Suzanne Hoylaerts te gaan... “Bomma Jeanne”, de 90-jarige dame uit Lubbeek die op 21 maart stierf nadat haar dochter Judith haar de middag voordien moest achterlaten aan de ingang van spoed. “Ge moet niet wenen, ge hebt alles gedaan voor mij wat je kon. Ik heb een schoon leven gehad”, waren haar laatste woorden aan haar dochter. Ik neem even contact op met Judith, die mijn vermoeden bevestigt. “Neen, ik wist niet dat het ziekenhuis na het overlijden van mijn moeder wel familie toestond om afscheid te kunnen nemen. Gelukkig maar”, zucht Judith. “Ik heb geen afscheid kunnen nemen van ons moeder en mocht nadien zelfs haar begrafenis niet bijwonen. Dat was ongemeen hard, toch ben ik blij dat men bij het overlijden van mijn moeder het onwezenlijke heeft ingezien en andere families gespaard zijn geweest van zulke drama’s.”

Kinderen weten niet wat ik doe

Iets na zeven ‘s avonds rinkelt Anneleens telefoon. “Neen, ik moet nog even overleggen en nog twee patiënten zien... Ja, dan kom ik meteen”, klinkt het. Het thuisfront, zo blijkt. Maar er zijn wat verwikkelingen en er is bijkomende zorg en overleg. Als Anneleen uiteindelijk om iets voor negen toch het ziekenhuis kan verlaten, rinkelt de telefoon voor de zoveelste maal. Niet voor een noodgeval blijkt, maar haar echtgenoot. “Ja, ik ben zo goed als onderweg... Neen, de kinderen zal ik zeker nog een nachtzoen geven...”

De drie jonge kinderen van Anneleen liggen al lang in dromenland. Of ze die niet mist als ze steeds zo’n lange dagen draait? “Natuurlijk mis ik hen”, zegt Anneleen, zichtbaar geëmotioneerd. Maar al snel neemt haar nuchterheid weer de bovenhand. “Ik ben er wel voor mijn gezin, gewoon op een andere manier. We blijven steeds beschikbaar voor de patiënten, we mogen de hoop niet verliezen.” Hoewel alles om en rond haar om corona draait, geeft de longarts toe dat ze er thuis zelden over praat. “We spreken er wel over en leggen hen wel uit dat ze niet mogen knuffelen en vriendjes en familie zien. Maar de kinderen weten niet dat ik hele dagen tussen Covid-patiënten sta. Dat hoeven ze ook niet te weten. Zelfs op weg naar huis zet ik de radio niet op. Het liefst van al zet ik een podcast op. Ik kan het woord corona of Covid-19 niet meer horen, buiten de medische literatuur dan.”